Werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers : informatie en raadpleging
Actueel 03 mei 2017

Werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers : informatie en raadpleging

Elke werkgever in de privésector die twintig of meer werknemers tewerkstelt, moet een werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers opstellen.  Dit plan omvat een aantal bedrijfsspecifieke maatregelen die erop gericht zijn om de tewerkstelling van het aantal werknemers van 45 jaar en ouder te behouden of te verhogen.  Het plan kan over één jaar of over meerdere jaren lopen.

De verplichting om een werkgelegenheidsplan op te stellen geldt voor de ondernemingen met meer dan 20 werknemers.  Dit aantal wordt berekend op basis van het aantal werknemers in voltijds equivalenten in de onderneming op de eerste werkdag van het kalenderjaar van de opstelling van het werkgelegenheidsplan.  Dit aantal ligt vast voor een periode van 4 jaar.


Voor de meeste bedrijven werd voor de eerste keer een werkgelegenheidsplan opgesteld op 1 januari 2013.  De onderneming die op dat ogenblik minder dan 20 full time equivalenten tewerkstelde, was vrijgesteld van de verplichting om een werkgelegenheidsplan op te stellen voor een periode van 4 jaar.  Dit betekent dat op 1 januari 2017 de onderneming opnieuw een telling heeft moeten organiseren om na te gaan of deze grens werd bereikt.  Is dit niet het geval dan is de onderneming opnieuw vrijgesteld voor een periode van 4 jaar.

Het werkgelegenheidsplan moet voorgelegd worden aan de ondernemingsraad of aan de vakbondsafvaardiging.  Indien binnen het bedrijf geen ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging aanwezig is, wordt het plan voorgelegd aan het comité voor preventie en bescherming op het werk.  De voorlegging moet plaatsvinden binnen de drie maanden die volgen op het afsluiten  van het boekjaar. 

Het plan is een onderdeel van de jaarlijkse informatie die de werkgever moet verstrekken over de structuur van de tewerkstelling in de onderneming, haar evolutie en de vooruitzichten inzake tewerkstelling.  Dit betekent dat het plan op hetzelfde moment als de jaarlijkse informatie over de tewerkstelling binnen de onderneming, wordt voorgelegd.

Binnen de twee maand na de ontvangst van het werkgelegenheidsplan, kunnen de werknemersvertegenwoordigers een advies uitbrengen en eventueel aanvullende of alternatieve voorstellen naar voor schuiven.  De werkgever kan rekening houden met de voorstellen van de werknemersvertegenwoordiging.  Doet hij dit niet, dan moet hij dit toelichten en deze toelichting ook opnemen in het plan.  Dit moet gebeuren binnen de twee maanden na de ontvangst van het advies. 

Indien een meerjarenplan wordt opgesteld, dient de werkgever op het einde van elk jaar ook een verslag uit te brengen aan de werknemersvertegenwoordiging  over de voortgang van het werkgelegenheidsplan. 

 

Meer informatie

Werkgelegenheidsplannen voor oudere werknemers, FOD WASO.